Mooie messing antieke lamp met rode kap.

Artikelnummer: 1664     Prijs:€450

Artikelnummer: 1663     Prijs:€350

Zeer mooie lampen voet van marmer en verguld messing.

Artikelnummer: 1662     Prijs:€350

Dit zijn oude victoriaanse lampen voeten van oude olielampen die elctrisch zijn gemaakt, zeer decoratief.

Artikelnummer: 1661     Prijs:€450

Deze ingekleurde mezzotint heeft nog de originele lijst, afmeting 39 cm breed en 49 cm hoog. De prent is  te dateren 1788, en painted by sir Joshua Reynolds.

Published as the act directs June 3 1788  by J. Jones No.75 Great portland street.

Mezzotint

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
 
 
 
Een vroege mezzotint door Vaillerant. Het stelt een lezende jonge man voor met een standbeeld van Cupido. Afmetingen 27.5 × 21.3 cm

De mezzotint, ook wel zwarte kunst (of zwartekunst) genoemd, was omstreeks 1650 een nieuwe grafische techniek.

Techniek[bewerken]

Bij de mezzotint wordt eerst de hele koperplaat geruwd met een zogenoemd wiegijzer (berceau), een instrument met een waaiervormige, gekartelde kop die rijen putjes en braam op de koperplaat achterlaat. Op het min of meer ruwe oppervlak hecht de inkt. De plaat wordt geheel met inkt bekleed, vandaar de benaming zwarte kunst. Dan wordt bijvoorbeeld met rood krijt de tekening overgebracht op de plaat. Om een voorstelling aan te brengen worden sommige delen van de geruwde plaat met een schraapijzer (polijststaal) glad gemaakt. Op die plekken pakt de inkt niet meer evenredig en ontstaan dus bij de afdruk de lichte partijen. Door meer of minder te polijsten is het mogelijk om verschillende grijstonen, ofwel halftonen, te bereiken, vandaar de naam mezzo (half) tint. Het een en ander is afhankelijk van de bekwaamheid van de graveur/kunstenaar. De techniek maakt vloeiende overgangen mogelijk tussen de verschillende grijstonen. Daardoor maken de afdrukken een fluwelige indruk.

Geschiedenis

Het mezzotint-procedé werd uitgevonden door de Duitse beroepsmilitair Ludwig von Siegen (1609-c1680). Zijn vroegste mezzotintdruk dateert van 1642 en is een portret van Amelia Elizabeth, Landgravin van Hesse-Cassel. Dit portret werd gemaakt in de "licht naar donker" methode.

Het "wiegijzer" schijnt uitgevonden te zijn door Prins Rupert, een beroemde cavaleriebevelhebber in de Engelse Burgeroorlog, die het proces in Engeland introduceerde. De hofschilder Peter Lely zag de potentie om met mezzotinten zijn portretten een enorme bekendheid te geven en moedigde een aantal Nederlandse printmakers aan om naar Engeland te komen. Het proces werd daarna tot het midden van de 18e eeuw vooral gebruikt in Engeland om portretten en andere schilderijen te reproduceren. Sinds de negentiende eeuw is het betrekkelijk weinig gebruikt. Robert Kipniss en Peter Ilsted zijn twee opmerkelijke 20e-eeuwse exponenten van de techniek. Ook M.C. Escher gebruikte soms de mezzotinttechniek.

Het woord mezzotint is afgeleid uit het Italiaanse mezzo-tinto, dat half-geschilderd betekent.

In Frankrijk staat de techniek bekend als la manière noire. De techniek die onder andere werd toegepast door Miro. Hij had hiervoor speciaal gereedschap, dat exclusief voor hem werd vervaardigd door een atelier in Parijs, in de buurt van de Notre Dame aan de Seine.

 MEZZOTINT
 
        
De mezzotint, ook wel zwarte kunst (of zwartekunst) genoemd, was omstreeks 1650 een nieuwe grafische techniek.

Techniek

Bij de mezzotint wordt eerst de hele koperplaat geruwd met een zogenoemd wiegijzer (berceau), een instrument met een waaiervormige, gekartelde kop die rijen putjes en braam op de koperplaat achterlaat. Op het min of meer ruwe oppervlak hecht de inkt. De plaat wordt geheel met inkt bekleed, vandaar de benaming zwarte kunst. Dan wordt bijvoorbeeld met rood krijt de tekening overgebracht op de plaat. Om een voorstelling aan te brengen worden sommige delen van de geruwde plaat met een schraapijzer (polijststaal) glad gemaakt. Op die plekken pakt de inkt niet meer evenredig en ontstaan dus bij de afdruk de lichte partijen. Door meer of minder te polijsten is het mogelijk om verschillende grijstonen, ofwel halftonen, te bereiken, vandaar de naam mezzo (half) tint. Het een en ander is afhankelijk van de bekwaamheid van de graveur/kunstenaar. De techniek maakt vloeiende overgangen mogelijk tussen de verschillende grijstonen. Daardoor maken de afdrukken een fluwelige indruk.

Geschiedenis

Het mezzotint-procedé werd uitgevonden door de Duitse beroepsmilitair Ludwig von Siegen (1609-c1680). Zijn vroegste mezzotintdruk dateert van 1642 en is een portret van Amelia Elizabeth, Landgravin van Hesse-Cassel. Dit portret werd gemaakt in de "licht naar donker" methode.

Het "wiegijzer" schijnt uitgevonden te zijn door Prins Rupert, een beroemde cavaleriebevelhebber in de Engelse Burgeroorlog, die het proces in Engeland introduceerde. De hofschilder Peter Lely zag de potentie om met mezzotinten zijn portretten een enorme bekendheid te geven en moedigde een aantal Nederlandse printmakers aan om naar Engeland te komen. Het proces werd daarna tot het midden van de 18e eeuw vooral gebruikt in Engeland om portretten en andere schilderijen te reproduceren. Sinds de negentiende eeuw is het betrekkelijk weinig gebruikt. Robert Kipniss en Peter Ilsted zijn twee opmerkelijke 20e-eeuwse exponenten van de techniek. Ook M.C. Escher gebruikte soms de mezzotinttechniek.

Het woord mezzotint is afgeleid uit het Italiaanse mezzo-tinto, dat half-geschilderd betekent.

In Frankrijk staat de techniek bekend als la manière noire. De techniek die onder andere werd toegepast door Miro. Hij had hiervoor speciaal gereedschap, dat exclusief voor hem werd vervaardigd door een atelier in Parijs.

Joshua Reynolds

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
 
Ga naar: navigatie, zoeken
Joshua Reynolds
Zelfportret
Zelfportret
Persoonsgegevens
Geboren 16 juli 1723
Overleden 23 februari 1792
Geboorteland Engeland
Beroep(en) Kunstschilder
Oriënterende gegevens
Jaren actief 1740-1781
Stijl(en) Neoclassicisme
 
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Joshua Reynolds (Sir sinds 1769),(Plympton St. Maurice (Devon), 16 juli 1723 - Londen, 23 februari 1792) was een Engels schilder uit de 18de eeuw. Hij werd in 1769 geridderd door koning George III.

Leven

Reynolds werd geboren in Plymouth st. Maurice, Devonshire als zoon van een geestelijke. In 1740 ging hij in de leer bij de portretschilder Thomas Hudson waar hij tot 1743 bleef. Tijdens de volgende jaren verbleef hij in Plymouth en Londen. Het was in Plymouth dat hij Lord Edgecumb leerde kennen die zijn levenslange patroon zou worden. Edgecumb zou Reynolds voorstellen aan Augustus Keppel die het hoofd was van de Engelse marine in de Middellandse Zee. Met hem voer hij mee naar Minorca waar hij zijn reis in Italië begon. In Rome bestudeerde hij de Italiaanse meesters en antieken. Deze waren inspiratie voor zijn verdere carrière.

Carrière

Met het portret van Augustus Keppel uit 1752 was zijn naam in Engeland gevestigd. Het was het begin van een reeks portretten van vooraanstaande militairen. Vanaf deze periode werkte hij in Londen onafgebroken aan verschillende portretopdrachten. Tegen het jaar 1760 was hij zo vermogend dat hij een weelderig huis kon aanschaffen in de buurt Leicester Fields te Londen. Hier kwam hij terecht in een kring van kunstenaars en schrijvers zoals dr. Samuel Johnson, Oliver Goldsmith, Edmund Burke, Henry Thrale, David Garrick en Angelika Kauffman. Hij was een van de eerste leden van de Royal Society of Arts en moedigde de interesse voor contemporaine kunst aan. In 1768 werd hij de eerste directeur van de Royal Academy of Arts in Londen. Het was hier dat hij zijn theorie van de Grand Manner uitlegde en verdedigde in verschillende colleges. Deze theorie hield kort in dat het hoogst haalbare binnen de schilderkunst een historiestuk was van eigen inventie. Deze inventie ontstond echter alleen uit de kennis van voorgaande, oude meesters. Hij wilde hiermee de kunstschilder uit de hoek van de ambachtsman halen. Reynolds combineerde voor deze theorie verschillende bestaande theorieën uit Italië, Frankrijk en Engeland. Tussen 1769 en 1790 doceerde hij aan de Royal Academy en werd geroemd om zijn inzichtelijke en invoelende colleges.

 
Joshua Reynolds, Kapitein Robert Orme, 1756, Olieverf op doek, 240 x 147 cm, National Gallery, Londen

Werken

Samen met Thomas Gainsborough was hij de dominante portretschilder uit de tweede helft van de 18de eeuw. Reynolds schilderde in een meer geïdealiseerde stijl dan zijn rivaal. Naast zijn vele portretten, er wordt geschat een totaal van 2000, heeft hij ook allegorische portretten gemaakt zoals Mrs Siddons als de tragische muse (1784) een genre dat hij reserveerde voor zijn vrouwelijke modellen. Een van zijn weinige historiestukken dat hij naar zijn eigen Grand Manner maakte, was Het kind Hercules (1787). Een meer winstgevende tak was die van de Fancy Picture die soms een erotiserend karakter had, zoals Cupido als een koppelaar (1774). In 1784 werd Reynolds ingehuurd als hofschilder van koning George III.

In 1789 verloor Reynolds het licht in zijn linkeroog en op 23 februari 1792 stierf hij in zijn huis in Leicester Fields te Londen. Hij werd begraven in de St Paul's Cathedral in London.

Mezzotint

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
 
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Een vroege mezzotint door Vaillerant. Het stelt een lezende jonge man voor met een standbeeld van Cupido. Afmetingen 27.5 × 21.3 cm

De mezzotint, ook wel zwarte kunst (of zwartekunst) genoemd, was omstreeks 1650 een nieuwe grafische techniek.

Techniek[bewerken]

Bij de mezzotint wordt eerst de hele koperplaat geruwd met een zogenoemd wiegijzer (berceau), een instrument met een waaiervormige, gekartelde kop die rijen putjes en braam op de koperplaat achterlaat. Op het min of meer ruwe oppervlak hecht de inkt. De plaat wordt geheel met inkt bekleed, vandaar de benaming zwarte kunst. Dan wordt bijvoorbeeld met rood krijt de tekening overgebracht op de plaat. Om een voorstelling aan te brengen worden sommige delen van de geruwde plaat met een schraapijzer (polijststaal) glad gemaakt. Op die plekken pakt de inkt niet meer evenredig en ontstaan dus bij de afdruk de lichte partijen. Door meer of minder te polijsten is het mogelijk om verschillende grijstonen, ofwel halftonen, te bereiken, vandaar de naam mezzo (half) tint. Het een en ander is afhankelijk van de bekwaamheid van de graveur/kunstenaar. De techniek maakt vloeiende overgangen mogelijk tussen de verschillende grijstonen. Daardoor maken de afdrukken een fluwelige indruk.

Geschiedenis[bewerken]

Het mezzotint-procedé werd uitgevonden door de Duitse beroepsmilitair Ludwig von Siegen (1609-c1680). Zijn vroegste mezzotintdruk dateert van 1642 en is een portret van Amelia Elizabeth, Landgravin van Hesse-Cassel. Dit portret werd gemaakt in de "licht naar donker" methode.

Het "wiegijzer" schijnt uitgevonden te zijn door Prins Rupert, een beroemde cavaleriebevelhebber in de Engelse Burgeroorlog, die het proces in Engeland introduceerde. De hofschilder Peter Lely zag de potentie om met mezzotinten zijn portretten een enorme bekendheid te geven en moedigde een aantal Nederlandse printmakers aan om naar Engeland te komen. Het proces werd daarna tot het midden van de 18e eeuw vooral gebruikt in Engeland om portretten en andere schilderijen te reproduceren. Sinds de negentiende eeuw is het betrekkelijk weinig gebruikt. Robert Kipniss en Peter Ilsted zijn twee opmerkelijke 20e-eeuwse exponenten van de techniek. Ook M.C. Escher gebruikte soms de mezzotinttechniek.

Het woord mezzotint is afgeleid uit het Italiaanse mezzo-tinto, dat half-geschilderd betekent.

In Frankrijk staat de techniek bekend als la manière noire. De techniek die onder andere werd toegepast door Miro. Hij had hiervoor speciaal gereedschap, dat exclusief voor hem werd vervaardigd door een atelier in Parijs, in de buurt van de Notre Dame aan de Seine.

Zie ook[bewerken]

 

Navigatiemenu

Persoonlijke instellingen

Naamruimten

Varianten

Meer

Navigatie

 

Artikelnummer: 1654     Prijs:€275

Zeer sfeervolle Charles Dickens pop, 75 cm hoog, het is een antiek popje in Dickens stijl het heeft een hand beschilderd hoofdje en een viltenpak met echte leren laarzen.

Artikelnummer: 1647     Prijs:€350

Zeer mooi gemaakt met zilveren knopen Schots kinder uniform in een zeer goede staat. (paspop 250,-)

Artikelnummer: 1603     Prijs:€1150

Mooi en decoratief Schots kinder uniform. (paspop 250,-)

Artikelnummer: 1602     Prijs:€750

Mooi beeld van omstreeks 1900 en 70 cm hoog, gesigneerd.

 

 

Venus van Milo

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
 
Ga naar: navigatie, zoeken
Nuvola single chevron right.svg Dit standbeeld mag niet verward worden met de Venusbeeldjes.
Venus van Milo, voorkant
Venus van Milo, achterkant

De Venus van Milo of Aphrodite van Melos is een wereldberoemd Grieks marmeren beeldhouwwerk. Het beeld werd vermoedelijk vervaardigd rond 130 v.Chr. en men denkt dat Alexandros van Antiochia de beeldhouwer was. De beeldhouwer gebruikte het in de oudheid beroemde witte marmer van Paros. Het beeld werd in 1820 door een boer in een veld gevonden op het Egeïsche eiland Melos (Ital.:Milo) in de Cycladen.

Het beeld kan tegenwoordig bezichtigd worden in het Louvre in Parijs. De Venus van Milo wordt beschouwd als een symbool van eeuwige schoonheid.

 

 

Beeldhouwstijl[bewerken]

Het beeld werd gemaakt tijdens de hellenistische periode (323 v.Chr.–30 v.Chr.). Tijdens deze periode evolueerde de Griekse beeldhouwkunst, door zijn contact met het Oosten, in de richting van het realisme, individualisme en naturalisme. De kunstenaars wilden het typische, het menselijke van allerlei figuren weergeven, dus 'echte' mensen. De beeldhouwers streefden er ook naar om een bepaald gevoel (pathos) weer te geven. Vrouwelijke beelden toonden in deze periode zonder schroom hun naaktheid.

Het beeld[bewerken]

Het beeld stelt de Griekse godin Aphrodite voor (Romeinse godin Venus), de godin van de liefde en de schoonheid. Het is 2,02 m groot en is vervaardigd uit marmer. Het beeld is een werk van de school van Rhodos en de beeldhouwer heeft waarschijnlijk zijn inspiratie gehaald uit een beeld gemaakt door Praxiteles, de Aphrodite van Cnidus. Het beeld is waarschijnlijk een voorstelling van Venus Victrix (de victorieuze Venus) die een gouden appel in haar hand houdt, die ze heeft gekregen van Paris van Troje.

Foto suggereert de originele vorm van de Venus van Milo

We zien in de Venus van Milo duidelijk kenmerken van de hellenistische en de klassieke periode. Zo is de bovenkant van het beeld klassiek en de onderkant hellenistisch. Een ander kenmerk is de contraposthouding, waarvan dit beeld een prachtig voorbeeld is. Het beeld steunt volledig op het rechterbeen, terwijl het linkerbeen ontspannen is. Het linkerbeen en de rechterarm staan vooruit, zodat een s-vorm wordt gecreëerd met een haast onnatuurlijke houding. Het hoofd is opgeheven en straalt waardigheid uit.
Beelden uit de hellenistische periode werden uit verschillende blokken marmer vervaardigd en achteraf zorgvuldig samengesmeed. Zo werd de Venus van Milo vervaardigd uit 7 stenen marmer. Eén steen voor de naakte torso, één voor het gewaad en de benen, elk één steen voor de twee armen, één kleine steen voor de linkervoet, één voor het voetstuk en één voor de pilaar die waarschijnlijk naast het standbeeld stond. Deze werkwijze werd voornamelijk gebruikt om materiaal te besparen. Het was gemakkelijker om verschillende, kleine blokken te nemen dan slechts één grote.

Het standbeeld zou beschilderd geweest zijn met verschillende kleuren en versierd met juwelen. Vandaag zijn echter geen sporen meer te vinden van de kleuren. De enige tekenen van de armbanden, halskettingen, oorringen en de kroon zijn de bevestigingsgaten.

De armen van het beeld zijn verloren gegaan. Waarschijnlijk had het beeld in de linkerhand een appel vast en in de rechterhand helemaal niets. Men veronderstelt dat de linkerarm met de appel in de hand op een pilaar steunde en de rechterarm en hand zich ter hoogte van het bekken bevonden om de afgezakte peplos vast te houden.

Er werden tijdens de opgravingen twee stukken van een linkerarm en een linkerhand met een appel gevonden. Men gelooft dat het overblijfselen waren van de armen van het standbeeld. Verschillende pogingen werden gedaan om het standbeeld te reconstrueren, het werd nooit hersteld.

Een tekening door Adolf Furtwängler suggereert haar originele vorm. Deze tekening is terug te vinden in het artikel van Kousser samen met de overblijfselen van de arm en de hand.[1]

Geschiedenis van het beeld[bewerken]

Milos: Vindplaats van de Venus van Milo

De Venus van Milo werd op 8 april 1820 gevonden door een boer, Yorgos Kentrotas genaamd. Op diezelfde dag verlieten de Franse officier Olivier Voutier en twee zeemannen hun schip de Estafette (een Frans oorlogsschip dat in de haven van Melos lag) en gingen op zoek naar overblijfselen van het Oude Griekenland of het Oude Rome. Zij gingen graven nabij de ruïnes van een oud theater en een stenen muur. Toen zij aan het graven waren, was Yorgos Kentrotas op een paar meters van hen ook aan het graven, op zoek naar stenen voor een bouwsel. Voutier zag op een bepaald moment dat de boer gestopt was met graven en dat hij in een nis in de muur naar iets aan het staren was. Voutier ging naar de boer toe en zag in de nis het bovenste deel van een standbeeld. Voutier gaf de boer geld om het bovenste deel van het standbeeld op te graven en om te zoeken naar de overige delen van het standbeeld. Ze konden enige tijd later het standbeeld (het bovenste, het onderste gedeelte samen met het voetstuk en een klein middenstuk) in elkaar zetten. Voutier realiseerde zich dat het standbeeld van hoge artistieke waarde was en wilde ervoor zorgen dat het beeld in Franse handen viel.

Voutier trok naar een klein dorpje op de top van een heuvel, zo'n 15 minuten lopen van de ruïnes. Daar woonde de Franse vertegenwoordiger van het eiland, viceconsul Louis Brest. Voutier en Brest gingen samen naar de ruïnes en Voutier wilde dat Brest het standbeeld kocht. Brest kon het standbeeld echter niet kopen want daar had hij het nodige geld niet voor. Toch werd er een mondeling akkoord gesloten met Yorgos. Toen Voutier weg was naar het dorpje, zocht de boer verder in de nis en hij vond nog twee stukken van een linkerarm, een linkerhand met een appel en twee hermes.

Venus van Milo

Aangezien Brest het standbeeld niet kon kopen, wilde Voutier naar de Franse ambassadeur Marquis de Rivière in Constantinopel gaan. Voutier maakte een tekening van het standbeeld en de twee hermes. Hij toonde de tekeningen aan de kapitein van zijn schip en probeerde hem te overtuigen om naar Constantinopel (het huidige Istanboel) te varen, zodat de ambassadeur het standbeeld kan kopen. De kapitein weigerde en Voutier gaf vanaf dan al zijn pogingen op. Gedurende de hele commotie rond het beeld liet Voutier niets van zich horen en hield hij zijn tekeningen bij. Ze kwamen pas 50 jaar later aan het licht.

De ontdekking van het beeld werd snel bekend bij een aantal Franse officieren, waaronder een zekere Jules Sébastien-César Dumont d'Urville die het beeld op 19 april zag en, zoals Voutier, begreep dat het beeld van groot artistiek belang was. De Franse ambassadeur ontving een brief van viceconsul Brest alsmede een aantal enthousiaste berichten van D'Urville betreffend het standbeeld. De ambassadeur besloot het standbeeld te kopen en stuurde zijn diplomaat, graaf de Marcellus, naar Melos.

Yorgos Kentrotas werd echter onder druk gezet door de ouderen van het eiland om het standbeeld te verkopen aan een plaatselijke priester. Deze priester ging het standbeeld als een geschenk geven aan een gids en vertaler (een drogman), die voor de sultan in Constantinopel werkte. Toen graaf de Marcellus in de haven van Melos aankwam, was het standbeeld al op een Russisch fregat geladen dat richting Constantinopel ging. Na vele onderhandelingen en dankzij het slechte weer, dat ervoor zorgde dat geen enkel schip de haven mocht verlaten, werd het beeld naar een Frans schip gebracht.

De Franse ambassadeur, die zo in het bezit van het standbeeld was gekomen, verscheepte het standbeeld naar Frankrijk als een geschenk voor de Franse koning Lodewijk XVIII. Het standbeeld kwam in februari 1821 in Parijs aan. Het standbeeld werd aan de koning getoond en tentoongesteld in het Louvre voor het publiek. Marquis de Rivière werd bekend als de man die het standbeeld kocht voor Frankrijk en D'Urville publiceerde een rapport waarin hij zichzelf, in plaats van Voutier, als de ontdekker van het standbeeld beschouwde. Zijn rapport werd als feit beschouwd.

Bij de aankomst in het Louvre werd het standbeeld in elkaar gezet, maar de stukken van de linkerarm en linkerhand werden opzijgezet doordat men dacht dat het een latere herstelling was door het ruwere handmanschap.

Tekening Venus van Milo met voetstuk

Naast het mysterie van de armen is er ook nog het mysterie van het voetstuk (zichtbaar op de tekening). Experts hadden het standbeeld gesitueerd in de Klassieke periode als een beeldhouwwerk van de grote kunstenaar Praxiteles. Toen men de tekst op het voetstuk vertaalde, heeft men het net zoals de armen opzijgezet en als een later aanwinst aan het standbeeld geboekt. Op het voetstuk stond geschreven: (Alex)andros, zoon van Menides, inwoner van Antiochia aan de Meander maakte dit (standbeeld) .... De stijl van de inscriptie en de verwijzing naar Antiochia aan de Meander, een stad die nog niet bestond ten tijde van Praxiteles, betekenden dat het standbeeld uit de hellenistische periode kwam. De hellenistische periode werd echter in de 19de eeuw beschouwd als een inferieure stijl en een periode van verval voor de Griekse kunst. Het voetstuk verdween mysterieus kort voordat het standbeeld aan Lodewijk XVIII werd getoond. We hebben alleen een referentie naar het voetstuk via 2 tekeningen en een beschrijving.

Het standbeeld kreeg in de 19de eeuw veel belangstelling en faam door haar schoonheid en dankzij de propaganda van de Franse overheid. Graaf de Forbin, de directeur van het Louvre, was zeer opgetogen met het standbeeld want Frankrijk was al een tijdje op zoek naar een meesterwerk uit de Klassieke periode.

In de periode 1796-1815 had Napoleon tijdens zijn militaire campagnes vele kunstwerken uit veroverde gebieden naar het Louvre overgebracht, waaronder de "Medici Venus", de "Apollo van Belvedère", "De Stervende Galliër"… De Apollo van Belvedère werd toen beschouwd als de verpersoonlijking van de Klassieke periode. Vandaag denkt men echter dat het beeld een Romeinse kopie is. Door de nederlaag van Napoleon in Waterloo in 1815 en zijn verbanning naar St. Helena werden heel veel kunstwerken teruggevorderd door verscheidene naties. Medici Venus en de Stervende Galliër werden teruggegeven aan de Italianen en de Apollo van Belvedère aan het Vaticaan.

Van de 19de eeuw tot het interbellum, midden 20e eeuw, werd de datering van het standbeeld door de Duitsers betwist. De Duitsers baseerden zich vooral op de tekeningen en beschrijvingen van personen die het standbeeld zagen voordat het tentoongesteld werd in het Louvre. Bovendien beschouwde Duitsland zichzelf als rechtmatig eigenaar van het standbeeld, aangezien kroonprins Lodewijk I van Beieren in 1817 de ruïnes van het oud theater op Melos kocht. Frankrijk negeerde de eis van de kroonprins.

Tijdens het interbellum (toen de hellenistische periode niet meer beschouwd werd als een periode van verval maar als een periode van grote waarde) veranderde Frankrijk zijn standpunt over de datering. In 1951 schreef Jean Charbonneaux, de conservator van Griekse en Romeinse antiquiteiten in het Louvre, dat het standbeeld dateerde van rond 130 v.Chr. en dus behoorde tot hellenistische periode, bepaald door de Duitse geleerde Furtwangler.

De Venus van Milo in de hedendaagse cultuur[bewerken]

  • In de film "A Zed And Two Noughts" van Engels-Nederlandse makelij speelt Frances Barber de rol van een hoer met als bijnaam "de Venus van Milo".
  • Kunstenaar Salvador Dalí geeft de Venus van Milo weer in twee van zijn kunstwerken "Venus de Milo with drawers" en "The Hallucinogenic Toreador". Ook in Man Ray's schilderijen en objecten keert de Venus van Milo terug, bijvoorbeeld 'Venus restaurée'.
  • Auteur Karin Spaink schreef in 1986 een essay genaamd "De Venus van Milo in de betonmolen". De auteur schreef niet over de Venus van Milo, maar vertelde over de wereld van de erotiek.
  • In de serie "Ninja Turtles: The Next Mutation" verscheen een vrouwelijke schildpad met de naam Mei Pei Chi. De 4 mannelijke schildpadden noemden haar echter Venus de Milo.
  • De groep Television wijdde hun lied Venus uit het album Marquee Moon aan het standbeeld.
  • In de film "Carry on Cleo" (1964) verliest het standbeeld haar armen doordat het geraakt wordt door het zwaard van Hengist Pod wanneer hij zijn vechttechnieken demonstreert.
  • In de episode 2F06, "Homer Bad Man", van de tv serie "The Simpsons", gaat Homer naar een snoepconventie en ziet in een glazen kast een gummifiguur in de vorm van de Venus van Milo Nummer 14, foto onderaan de pagina.
  • De Amerikaanse humorist Will Rogers stuurde naar zijn nicht een kaart van de Venus van Milo met het bericht: "Dit gebeurt er als je niet stopt met nagelbijten".
  • In de populaire Japanse Manga(stripverhaal)/anime(tekenfilm) serie "GetBackers", zochten Ginji en Ban naar de verdwenen armen van de Venus van Milo. (episode 29 in de anime en volume 11 tot 14 in de manga).
  • In de populaire anime "Sailor Moon", zegt Sailor Venus: "Wat ben ik? Venus van Milo?"
  • In het album van Miles Davis "Birth of the Cool" komt er een lied voor getiteld "Venus Of Milo".
  • In de novelle van Wright Morris "Love Among the Cannibals" wordt het personage Eva omschreven als Venus met armen.
  • De Venus van Milo verschijnt in de rode kamereer fraai en decoratief gipsen beeld van Venus van Milo van circa 1900, gesigneerd.

Artikelnummer: 1543     Prijs:€450

Victoriaanse gietijzeren vergaarbak voor wegspetterende vuurvonkjes. in een zeer goede staat.

Artikelnummer: 1487     Prijs:€175


Ogenblik geduld a.u.b